Alvorens over angst te spreken is het goed om vast te stellen wat wij onder angst verstaan. Men kan angst definieren als een emotie die het gevolg is van een ondervonden of vermeende pijnlijke, gevaarlijke of schadelijke situatie
Angst is een normale menselijke emotie; net zoals vreugde en verdriet. Alleen angst wordt meestal als negatief gewaardeerd. In negatieve zin worden ook de synoniemen ‘bang’ en ‘bevreesd’ gebruikt. Angst is echter een essentiele menselijke emotie en heeft ook een onmisbare waarschuwende functie als gevaar dreigt. Wij spreken dan liever niet van angst maar van voorzichtigheid en voorzorg. Zonder angst voor het verkeer zouden wij zonder uit te kijken de straat oversteken. Zonder angst voor diefstal zouden wij ramen en deuren open laten staan en op enig moment ons huis geheel uitgeruimd terug vinden.
ANGST is een zeer belangrijk antwoord op lichamelijk en emotioneel gevaar.
Als wij geen angst zouden voelen, dan zouden wij ons niet kunnen beschermen tegen bestaande gevaren. Het komt echter ook voor dat wij angstig zijn voor situaties, die mijlen ver verwijderd zijn van het probleem ‘leven of dood’ waardoor die angst ons als een onnuttige blijvende emotie hindert het dagelijkse leven te genieten.
Traumas of pijnlijke herinneringen kunnen een angst emotie oproepen, die moeilijk te onderdrukken zijn
Een PHOBIE is een irrationele heftige angst voor een object of een situatie, die geen of weinig werkelijk gevaar vormt.
Op de eerste blik lijkt een phobie op normale angst, maar de mate waarin een persoon de angst ondergaat is bepalend of die angst is uitgegroeid tot een phobie.
De mate waarin angst een positieve funktie heeft zou men kunnen vergelijken met licht.
Zonder licht dwaalt men in duisternis, bij voldoende licht wordt de omgeving zichtbaar maar bij te veel licht worden wij verblind en zien wij niets meer.
Ook bij angst gaat de uitspraak op van de in 1494 in het Zwitserse Einsiedeln geboren geneesheer Philippus Aureleolus Theophrastus Bombastus von Hohenheim, die wij beter als Paracelsus hebben leren kennen:
‘Alle Dinge sind Gift, und nichts ist ohne Gift, allein die Dosis machts, dass ein Ding kein Gift sei.’
Dosis sola venenum facit
Dat geldt voor zowel arsenicum, suiker en water als ook voor angst.
Vanaf onze geboorte doen wij ervaringen op. Wij leren zo wat goed voor ons is en wat een gevaar voor ons betekent. Een kind dat onderzoekend zijn vingers in het stopcontact stopt ervaart een heftige elektrische schock. Die ervaring is zo traumatisch dat het kind – ook als het volwassen geworden is – het wel uit zijn hoofd zal laten nogmaals zijn vingers in het stopcontact te stoppen. De angst om nogmaals zo’n schok te moeten ondergaan behoedt die persoon voor het gevaar van een elektrische schok. Angst heeft in zo’n geval een nuttige, waarschuwende en beschermende functie. Zonder angst zouden wij ons argeloos aan de meest verschrikkelijke gevaren blootstellen.
Verliest de angst haar nuttige functie en waarschuwt de angst voor gevaren die niet – of niet meer bestaan – dan wordt angst een belasting, die ons verhindert het leven met al zijn mogelijkheden te ervaren. Als voorbeeld noem ik de persoon die als klein kind voor straf in het kippenhok tussen rondfladderende kippen werd opgesloten en daar door een agressieve haan werd aangevallen. Door die ervaring als peuter behield die persoon zo’n angst voor vogels dat zij als volwassene de Dam in Amsterdam niet meer durfde over te steken uit angst voor de vele duiven die daar rondvlogen. De angst had voor die persoon als peuter een waarschuwende en beschermende functie, maar was voor haar als volwassene zonder functie en een belasting geworden. De angst voor vogels heeft Alfred Hitchcock geïnspirerd tot het maken van zijn film ‘Birds’. Alhoewel het thema angst voor vogels door Hitchcock als een absurditeit is uitgewerkt, werd de film voor de persoon met een traumatische ervaring met vogels in haar jeugd als een zo reeele bedreiging ervaren dat zij zich vehement verzette tegen een bezoek aan die film.
Mijn belangstelling voor het fenomeen angst is tijdens mijn werkzame leven als organisatie-deskundige en interim-manager gewekt. De situaties waarin mijn professionele hulp werd ingeroepen, was er altijd sprake van een noodzaak tot veranderen. Veranderen betekende voor diegenen die het betrof ‘onzekerheid’. De situatie waarin de groep verkeerde – hoe negatief ook – was bekend terrein en bood derhalve een vorm van zekerheid, waarin men zich gearrangeerd had. Verandering betekende het loslaten van datgene wat men gewend was. Veranderen betekent onzekerheid – ook als verbeteringen in het vooruitzicht gesteld worden. Onzekerheid roept angsten op. Naarmate die angst voor de veranderende omstandigheden de kans krijgen om te groeien zullen die angsten tot weerstand leiden en uiteindelijk tot apathie.
Wil een veranderingsproces een reeele kans van slagen krijgen, dan dient door concrete, begrijpbare en betrouwbare informatie het veranderingsproces zo gestuurd worden dat het ontstaan van angst zo veel mogelijk voorkomen wordt
Angst is onder normale omstandigheden een menselijke en gezonde emotie. Angst behoedt ons ervoor dat wij blootgesteld worden aan gevaarlijke en/of pijnlijke situaties. Angst kan in zo’ geval een goede leidsman zijn om te voorkomen dat wij in een voor ons schadelijke situatie geraken. Onder normale omstandigheden kan angst nuttig zijn en met gezond verstand en logica beheerst worden. Gezonde angst krijgt niet de overhand over ons leven en groeit niet uit tot irrationele proporties. Zodra de angst echter tot een buiten proportionele emotie uitgroeit, als niet meer beheersbaar ervaren wordt en ons doen en laten beheerst, dan is er sprake van een phobie.
Extreme belevenis van angst kunnen tot paniek leiden. Paniek is een plotselinge sensatie van angt, die zo sterk is dat die angst het redelijk en logisch denken overheerst of zelfs bloceert. De paniek gaat gepaard met een alles overheersende onrust en een totale redeloosheid die men ook bij dieren in gevaar aantreft. Een dier in gevaar zal eerst trachten te vluchten en – indien de vlucht niet meer mogelijk schijnt – tot de aanval overgaan of zich dood houden (Ik schrik mij dood). Deze zogenaamde ‘fight – or flight’ reactie is voor het eerst beschreven door Walter Bradford Cannon (1871 – 1945) hoogleraar in de physionomie aan de universiteit van Harvard. Als bij bij rampen groepen van mensen betroffen worden en een collectieve paniek uitbreekt, dan kan dat zelfs tot gewonden en zelfs doden leiden. Bij de brand in het Brusselse Heysel-stadion op 29 mei 1981 werden in de ontstane paniek 39 mensen doodgedrukt of vertrapt. Een gelijksoortige ramp deed zich in 1989 in het Hillsborough stadion te Sheffield voor tijdens de FA-cup wedstrijd tussen Liverpool en Nottingham Forest. Er waren 96 slachtoffers te betreuren, Tijdens de Love-Parade in Duisburg vonden op 24 juli 2010 21 mensen de dood en waren er 509 gewonden toen er paniek uitbrak omdat er te weinig en te nauwe uitgangen waren.
Angst ontstaat niet alleen uit pijnlijke of gevaarlijke situaties, die men zelf ondergaan heeft, maar angst kan ook overgedragen worden door ouders, op school of door religie. De vrees voor de hel, die in bepaalde, zich christelijk noemende, geloofsgemeenschappen gepreekt wordt, stoelt niet op een eigen ervaring, maar is ons vanaf de kansel ingeprent.
De moeder die angst voor spinnen (arachnophobia) heeft kan die angst overdragen op haar kind, zelf als dat kind nog nooit met spinnen in aanraking is gekomen.
Dr. Karl Albrecht, psycholoog, management-consultant, schrijver en futurist brengt elke uiting van angst onder in vijf basis vormen van angst.
1: de angst voor uitroeiing, de angst voor het niet meer bestaan. Deze angst omvat veel meer dan de angst voor de dood. Het in het niets verdwijnen roept bij alle menselijke wezens een basale angst op.
2: de angst voor verminking is de angst om een deel van ons kostbare lichaam te verliezen. De gedachte dat iets of iemand ons lichaam zou kunnen verminken, de integriteit van onze organen of hun natuurlijke functies zou kunnen aantasten, is niet alleen de onderliggende angst voor ongdierte, slangen, spinnen, maar ook voor de operatiekamer en de tandarts.
3: de angst voor het verlies van autonomie. Hier betreft het de angst om bewegingsvrijheid te verliezen, voor verlamming, ingesloten te zijn of door omstandigheden bewegingsvrijheid te verliezen. Deze angst doet zich bijvoorbeeld voor bij een dreigende opname in een psychiatrische inrichting, een verzorgingshuis of opsluiting in een gevangenis. Ook claustrophobie is een angst voor verlies van autonomie.
4: angst voor afgescheiden te zijn. Deze angst voor het verlaten te zijn, afwijzing, uitstoting, ongewild te zijn en de angst om als een ‘no-body’ beschouwd te worden is een beklemmende angst voor ieder menselijk wezen. Uitstoting uit de groep en sociale isolatie kunnen verwoestende psychologische gevolgen hebben voor diegenen die betroffen is en is een belangrijke oorzaak voor zelfmoord.
5: angst voor het verlies van de eigen ‘ego’. De angst voor vernedering, schaamtegevoel en elk ander mechanisme dat leidt tot diepe zelf-verachting, heeft uiteindelijk een maatschappelijk disfunctioneren en zelfs crimineel gedrag tot gevolg. Een persoon die het vertrouwen in het eigen ‘ego’ verloren heeft is niet meer in staat liefde te geven of tot werkelijke positieve prestaties te komen.
In lijn met de bovenstaande indeling verklaart de Duitse arts Professor Dr. Dietrich Grönemeyer de angst voor de dood door vast te stellen dat de mensen in toenemende mate aan angst voor isolatie, het alleen zijn en verlies van waardigheid lijden.
De plastisch chirurg verdient schatten aan de angst. Of het nu de angst is om een deel van ons kostbare lichaam te verliezen, zoals onder 2) omschreven, of de angst om niet geaccepterd te zijn zoals onder 4) bedoeld, kan verschillend beantwoord worden. Zeker is dat botox behandelingen, borstcorrecties en liposuctie ingrepen zijn die in het merendeel van de gevallen voortkomen uit angst.
Onbeheerste angsten kunnen de oorzaak zijn van allerhand negatieve gedragingen zoals bij voorbeeld: agressie, wreedheid, machtswellust, jalouzie en liegen.
Een moeder, die met de buurvrouw staat te kletsen en even niet op haar peuter past, die – zich van geen gevaar bewust – plotseling de straat op rent, schrikt zich dood als zij de piepende remmen hoort van een auto, die de peuter nog maar net kan ontwijken. De angst van de moeder om haar kind transformeert zich in boosheid. De peuter wordt van de rijweg afgesleurd en krijgt in hevige verwijten te horen dat hij niet goed opgepast heeft. Maar wie had er niet goed opgepast?
Liegen is altijd een uiting van angt. Er bestaat geen andere grond voor liegen; ook al proberen velen een leugen te rechtvaardigen, met stelling dat de leugen om bestwil van de ander is. Met de verontschuldiging voor de uitspraak ‘een leugen om bestwil’ wordt een mooi etiket opgeplakt op een gedraging die een uiting is van onbeheerste angst.
De Nederlanders is verweten dat zij tijdens de Tweede Wereldoorlog in meerderheid onverschillig bleven toen de Duitsers de Joden naar concentratiekampen afvoerden. Waren wij Nederlanders werkelijk onverschillig? of hadden wij angst voor de gevolgen als wij de Joden zouden helpen en keken wij daarom liever de andere kant op?
‘De honger naar macht wordt gevoed door de angst’ De angst toont bij een machtswellusteling twee gezichten. In de eerste plaats komt het streven naar macht voort uit angst. In de tweede plaats kan macht zich vaak uitsluitend handhaven door diegene, die onderworpen zijn aan de machtwellustige, onderdrukt te houden door angst in te boezemen. De Rooms Katholieke kerk heeft daar vanaf de middeleeuwen tot in de renaisance verschrikkelijke voorbeelden van gegeven door met hel en verdoemenis te dreigen, tenzij men uit angst bereid was om ruim in de buidel te tasten en aflaatbrieven te kopen. Sexuele vergrijpen aan kinderen door leermeesters, vaders of andere gezagdragers zijn ook voorbeelden waarbij er sprake is van machtsmisbruik door de angst van de afhankelijken te exploiteren.
In de geschiedenissen zijn er tal van voorbeelden hoe met afschrikwekkende en vaak wrede methode regeerders hun macht stelselmatig hebben willen vergroten en daarbij de getracht hebben door het dreigen met de meest afschuwelijke middelen de bevolking angst aan te jagen opdat hun macht onaangetast zou blijven.
‘Oderint dum metuant’ (Laten ze mij maar haten, zolang zij mij maar vrezen) is een spreuk die aan de Romeinse dichter Lucius Accuinius (170 – 86 v. Chr.) wordt toegeschreven en zou stammen uit zijn geschrift over de tyran L. Tarquinius Superbus (535 – 495 v. Chr.), de 7e en daarmede de laatste koning van Rome, De spreuk ‘Oderint dum metuant’ werd later de lijfspreuk van de Romeinse keizer Caligula en de wapenspreuk van het Russische / Poolse adelijke geslacht Krasnitsky.
Een bijzonder voorbeeld van de funeste gevolgen als twee bevolkingsgroepen elkaar omarmd houden in angst is het anti-semitisme. De Joden zijn door de eeuwen heen over de europese landen verspreid als diaspora, maar bleven verbonden door taal, godsdienst, wetten en cultuur. Met uitzondering van enkele Spaanse steden zijn de Joden – sinds de middeleeuwen tot de Napoleontische tijd – nooit als volwaardige eigen burgers in het gastland beschouwd. Angst voor de Joden, die bleven vasthouden aan hun eigen gebruiken, rithen en godsdienst en zich veelal lieten voorstaan dat zij het door God uitverkoren volk zijn, ging de Christenen meer en meer beheersen. Haat en afgunst was het gevolg van die angst. Het werd de Joden ontzegd land te bezitten en in openbare dienst te treden. Zij werden uitgesloten van de beroepen als landbouwer en zij werden niet opgenomen in de gilden, waardoor het de Joden onmogelijk werd gemaakt in ambacht en nijverheid geld te verdienen. De Joden bleef slechts over in hun levensonderhoud te voorzien door de straathandel te bedrijven, in het bankwezen te specaliseren, of zich in vrije beroepen als arts en jurist, de wetenschap en in de kunst te ontwikkelen. Door de eeuwen heen verkregen de Joden dan ook op die terreinen grote vaardigheid en vegaarden bijzondere kennis. Door de voortdurende discriminereing en de steeds weer oplaaiende vervolgingen moesten de Joden in voortdurende angst leven. Angst, die zich in vele gevallen tot argwaan ging vervormen. Door het generaties lang leven onder angst gingen Joodse onderzoekers angt als een bijzonder fenomeen bestuderen. Het is dan ook niet verwondrlijk dat zich onder de grote filosofen, psychiaters en psychologen velen bevinden met Joodse wortels.
Angst kan ook een geestelijke gevangenis vormen, waarin de beangstigde het zichzelf onmogelijk maakt om zich van angsten te bevrijden. Ik denk hierbij aan de vrouw, die door haar man regelmatig geslagen, misbruikt en vernederd wordt. Het lijkt logisch dat zo’n vrouw zich van haar man scheiden laat of in een ‘Blijf van mijn lijf huís’ haar toevlucht neemt. In vele gevallen blijft de vrouw echter in de haar bekende omgeving en lijdt verder onder de tyranie van haar man. Wat is de oorzaak dat de vrouw zich niet van haar man scheidt? De oorzaak is angst. De angst voor het onbekende, dat na een scheiding op haar af kan komen, is groter dan de angst om verdere mishandelingen te ondergaan; immers die situatie kent zij. Een andere reden om bij haar man te blijven kan de orthodoxe geloofsopvatting zijn dat het Gods gebod is dat de vrouw haar man niet mag verlaten. De angst vor Gods toorn is in dat geval groter dan de angst om opnieuw mishandeld, misbruikt en vernederd te worden. Ook het gedrag van de man, die zijn vrouw mishandelt, komt veelal voort uit angst. Angt is de bakermat voor wreedheden en mishandelingen.
Zolang de angst voor de onbekende nieuwe situatie groter is dan de angst waarmede men in de oude situatie leven moet, zal de beangstigde de gevangene blijven van zijn/haar beklagenswaardige situatie. Zodra echter de angst voor de negatieve situatie groter is dan de angst voor nieuwe mogelijkheden dan is er ruimte voor veranderingen en dus voor verbetering.
Zodra meerdere angten het dagelijks leven gaan beheersen spreken de psychologen en medici van ‘General Anxiety Disorder’ (GAD). GAD is veel meer dan de bezorgdheid die mensen dagelijks ondervinden. Zonder een aanwijsbare oorzaak heeft een persoon die aan GAD lijdt, chronisch zorgen en spanningen. Iemand die aan GAD lijdt leeft in angst voor gevaren, maakt zich overdreven zorgen over gezondheid, geld, familie en/of arbeid. In ernstigere gevallen lijdt GAD ertoe dat alleen al de gedachte hoe de dag door te brengen angsten en spanningen veroorzaken.
Mensen die aan GAD lijden kunnen zich niet over hun angsten heen zetten; zelfs in het geval dat zij er van bewust zijn dat hun angsten ongegrond zijn. Deze patiënten schijnen ook niet te kunnen ontspannen en hebben problemen met het inslapen en verdere nachtrust. Hun permanente zorgen leiden tot lichamelijke klachten zoals trillingen, spierkrampen , hoofdpijn, transpireren en ademnood. In de Verenigde Staten leiden circa zeven milljoen mensen aan GAD. GAD komt bij vrouwen tweemaal zo veel voor als bij mannen.
Ook phobieën kunnen in ernstige gevallen tot lichamelijke klachten leiden zoals stress, hartklachten en maag- darmklachten. Een zeer aansprekend voorbeeld is de phobie Anorexia nervosa, waarbij de patiënte een vertekend beeld heeft van haar eigen lichaam en lijdt aan de phobie om te dik te worden. Anorexia betreft in 90 tot 95% meisjes in de puberteit. Het dwangmatig mager willen worden kan tot ernstige lichamelijke klachten leiden zoals: hartfalen. vertraagde bloedsomloop, nierstenen en kan zelfs de oorzaak van zelfmoord zijn.
Zoals in het begin reeds gesteld zijn er angsten, die een zeer nuttige waarschuwende functie hebben als er een concreet gevaar dreigt of zich een situatie aandient waarbij de kans op pijn groot is. Ook onze samenleving maakt gebruik van angsten om maatschappelijke orde te. handhaven. Denk daarbij als voorbeeld aan een autosnelweg waarop niet sneller dan 80 kilometer gereden mag worden. Wordt op zo’n snelweg niet of nauwelijks gecontroleerd dan zullen gaandeweg steeds meer automobilisten de snelheidslimiet aan hun laars lappen. Zodra echter op die zelfde snelweg een trafic control systeem is aangebracht zullen bijna alle automobilisten zich als makke lammeren gedragen en zich aan de maximum snelheid houden. Zijn die automobilisten uit zich zelf op eens brave en gehoorzame burgers geworden? Wel neen, de snelheidsovertreders zijn niet plotseling van Saulus tot Paulus bekeerd. De angst om bij een electronisch bewaakte snelweg tegen de lamp te lopen en een flinke boete te krijgen weerhoudt de verkeersdeelnemer ervan om het gaspedaal te diep in te drukken.
Het Duitse ministerie van Financiën heeft handig van de angst van belastingplichtige gebruik gemaakt door zwartgeld-zondaars met hoge geldboeten en gevangenisstraf te dreigen als zij betrapt worden met een niet gedeclareerde rekening in een belastingparadijs. De zwartgeld-zondaars kunnen in Duitsland echter uit de greep van het strafrecht blijven, indien zij uit eigen beweging hun buitenlandse rekeningen bij de Duitse fiscus opbiechten en de achterstallige belastingschuld met een geringe verhoging alsnog betalen. Uit angst om tegen de lamp te lopen hebben vele Duitse belasting-zondaars vrijwillig openheid van zaken geven en hun buitenlandse bankrekeningen bij de Duitse fiscus aangegeven. Indien de overheid gebruik maakt van dreiging met sancties en daardoor de burger tot gehoorzaamheid dwingt is het de angst die de maatschappelijke orde dient.
Angst biedt bescherming of vormt een bedreiging. Angsten hebben wij allemaal. Zonder angst is niemand. Of wij de angst als bescherming of als bedreiging ervaren is afhankelijk van de vraag of wij onze angsten beheersen, of dat onze angsten ons beheersen. Als slot van mijn betoog citeer ik twee uitspraken van Bertrand Russell (1872 – 1970), Britse filosoof en winnaar van de Nobelprijs voor literatuur:
‘To conquer fear is the beginning of wisdom.’
‘You can’t change the past, but you can ruin the present by worrying about th future’.
George Reuchlin
maart 2014