Het was koud, een gure decemberwind waaide over het land en joeg donkere wolken langs de hemel. Eigenlijk geen weer om zich onderweg te begeven. Toch was de heilige Aegidius, als beschermheilige van de bossen, uit de hemel neergedaald om te controleren hoe het met de natuur gesteld stond. De bossen boden hem geen vrolijke aanblik. De meeste bomen stonden kaal en bladerloos in diepe winterslaap te wachten tot de lente hen zou ontwaken en bekleden met nieuw fris groen. Alleen de denneboom scheen het winterse weer te weerstaan en had geweigerd haar groene naalden te laten vallen.
Bij de denneboom aangekomen knielde de heilige Aegidius om God te danken voor deze boom, die zich niet door storm, vorst sneeuw en ijs had laten beinvloeden. Terwijl de heilige Aegidius zo in gebed verzonken was, voelde hij druppels vallen op zijn heilig stralenkrans, die zijn hoofd sierde. Het regende niet, maar toch voelde hij duidelijk druppels. De heilige Aegidius keek omhoog waar die druppels vandaan konden komen. Al gauw ontdekte hij dat de denneboom stond te huilen.
Verbaasd vroeg de heilige waarom de denneboom zo veel verdriet had, waar hij juist trots zou mogen zijn dat hij als denneboom als enige boom in het bos zijn groen behouden had.
De denneboom begon snikkend te vertellen. Ja, hij was trots dat hij door de eeuwen heen door de mensen in de donkere december maand als symbool werd gezien voor de terugkeer van het licht. Reeds voor de Germanen werd de denneboom vereerd als de woonplaats voor de goede boomgeesten. Tijdens de viering van het Joel-feest rond 25 december werden dennebomen met slingers versierd om te voorkomen dat de boomgeesten hun woonplaats zouden verlaten.
De verbreiding van het christendom leek aanvankelijk een einde te maken aan de betekenis van de denneboom als een heilig symbool voor de terugkeer van het licht. Maar nadat Keizer Constantijn de Grote tijdens het Concilie van Nicea in 325 bereikt had, dat de geboorte van Christus niet meer op 6 januari, maar op 25 december gevierd zou worden en daarmede ook samen zou vallen met het Perzische feest van Mithras, die als ‘Deus sol invictus’ gevierd werd, vreesde de denneboom als het heidense symbool voor het terugkerende licht afgedaan te hebben en uit de kerk verbannen te zijn. Toch bleef de denneboom ook voor de christenen een heilig symbool voor het licht omdat immers Christus gezien werd als het licht der wereld. Daarbij was groen de kleur van de nieuwheid van het leven, de groei, de hoop en het vertrouwen in God. Door een dergelijke kerstening kon de denneboom in de 16e eeuw weer zijn heilige plaats hernemen bij de viering vann het kerstfeest. De denneboom verscheen weer – evenals eertijds bij de heidense Germanen – op marktpleinen; maar nu als een christelijk symbool voor de heilige Drie-eenheid. Daarbij werd de denneboom naast slingers ook met appels getooid als teken van goed en kwaad. De eerste vermelding van een kerstboom op een marktplaats in Duitsland stamt uit 1527 in Stockstadt am Main.
De denneboom bleef echter ook het symbool van het terugkerende licht, maar werd – vanwege het grote brandgevaar – maar zelden met kaarsjes versierd Alhoewel een ets van Lucas Cranach de Oudere uit 1509 een kerstboom mversierd met kaarsjes toont, was het tot 1700 gebruikelijk om in plaats van kaarsjes met olie gevulde notendoppen te gebruikern. Verder werd het licht gesymboliseerd door een grote kaars in de nabijheid van de denneboom. Glazen ballen, die vanaf de 17e eeuw ook als versiering naast slingers in de boom gehangen werden, werden de vervangers van de appels, maar werden ook wel gezien als de geschenken van de drie Wijzen. Tenslotte werd de kerstboom met een piek – vaak in de vorm van een ster – versierd, die als symbool van de ster van Betlehem gezien werd. Daarmede werd de denneboom op kerstmis als een heilige boom beschouwd vol met christelijke symboliek.
Maar wat vervolgens geschiedde deed de denneboom opnieuw in snikken uitbarsten. Dat de brandende kaarsjes in de boom in 1882 door een uitvinding van Edward Johnson – een vriend en collega van Thomas Edison – voor het eerst door elektrische lichtversiering vervangen kon worden, deed aan de denneboom als symbool van het terugkerende licht geen afbreuk. Maar het feit dat de boom meer en meer volgehangen werd met allerlei snuisterijen en kitsch deed de denneboom pijn. Daarbij kwam ook nog snoepgoed dat door hebgragige kinderhanden al van de takken geplukt werd eer het Kerstfeest voorbij was. Door al die snuisterijen en snoepgoed, waarbij geen enkele christelijke symboliek terug te vinden is, noch in verband gebracht kan worden met de terugkeer van het licht, voelde de denneboom zich ontheiligd en gedegradeerd tot slechts drager van uiterlijke show en begeerte.
Met een laatste diepe snik vertrouwde de denneboom de heilige Aegidius tenslotte toe, dat hij nog het diepst verdrietig was door het feit dat in vele gebouwen de heilige denneboom vol symboliek het veld had moeten ruimen voor een betekenisloos product van kunstof met goudkleurige, witte of rode slierten die voor naalden van een denneboom moesten doorgaan, made in China. Waar was het groen gebleven; de kleur van de hoop, de onvergangkelijkheid, het eeuwige leven en het symbool voor het terugkerende licht en de trouw van God?
Met dit verhaal over de verdrietige denneboom wensen Elk en ik al de mensen, die ons dierbaar zijn een gezegend Kerstfeest toe en een komend jaar, waarin de werkelijke betekenis en inhoud van vriendschap, vrede en verdraagzaamheid niet ondergesneeuwd raakt door minder belangrijke vergangkelijke uiterlijkheden en alledaagse besognes.