Home » Joshus Josefszoon (Zwarte Piet)

Joshus Josefszoon (Zwarte Piet)

ZWARTE PIET

De uitspraak van de rechtbank van Amsterdam van 3 juli 2014 waarbij burgemeester Eberhard van der Laan van Amsterdam werd opgedragen de vergunning voor de intocht van Sinterklaas met Zwarte Pieten nogmaals in overweging te nemen, bracht vele gemoederen in beweging. Het Parool berichtte op 27 november: ‘Winkeliers zijn bang dat hun Pieten niet meer zwart zijn.’ Alle tumult rond Zwarte Piet hield ook de directie van het warenhuis ‘Angst & Vreesman’ in zijn ban. Al tientallen jaren was in de periode tussen midden november tot het eigenlijke feest van Sint Nicolaas de goed heiligman een door het publiek graag geziene verschijning. Omringd door een drietal Zwarte Pieten trok Sinterklaas jaarlijks over alle afdelingen van het koophuis en had zelfs een eigen troon op de speelgoedafdeling, waar kinderen op schoot van de bisschop mochten plaatsnemen voor een foto.

Maar kon het feest rond Sinterklaas nog wel op de zelfde voet worden voortgezet? Er waren afdelingschefs die hartstochtelijk pleitten voor het behoud van Sinterklaas en zijn Zwarte Pieten. De verkoopresultaten in november waren altijd meer dan bevredigend geweest en daarmede ook de bonus die de afdelingschefs aan het einde van het jaar tegemoet mochten zien. Er waren echter ook chefs, die onder geen beding nog Zwarte Pieten over de vloer wilden zien. Het was vooral de chef van de eigen bewakingsdienst, die de waarschuwende vinger opstak. Hij had vertrouwelijk uit politiekringen vernomen dat het niet uitgesloten geacht moest worden dat het tot protestacties en demonstraties in het warenhuis zou kunnen komen. Er gingen al geruchten dat een heetgebakerde kunstschilder met enkele sympathisanten het warenhuis zouden willen binnendringen en verkoopsters met spuitbussen zwarte verf in het gezicht zouden willen sproeien. Na een lang beraad besloot de directie van ‘Angst & Vreesman’ om via een persmededeling bekend te maken dat Zwarte Piet niet meer welkom was bij het warenhuis. Twee dagen na de publicatie van het persbericht, ontving de personeelschef van Angst & Vreesman een open sollicitatie van een zekere Joshua Josefszoon voor een functie bij de bewakingsdienst tijdens de koopavonden. Omdat, door de te verwachte drukte tijdens de verkoopavonden in de Sinterklaastijd, extra toezicht nodig was, werd Josefszoon opgeroepen voor een gesprek.

Op het afgesproken tijdstip meldde zich een correct geklede donkerhuidige man. Tot de stomme verbazing van de personeelschef deelde Joshua Josefszoon mede, dat hij soliciteerde naar de functie van Zwarte Piet tijdens de komende koopavonden. Had Sinterklaas niet al eeuwen een zwarte knecht gehad, die hem bewaakte, behulpzaam was met het dragen van pakjes en lekkers rondstrooide? Minzaam legde de personeelschef uit dat het warenhuis nu juist besloten had om dit jaar geen Zwarte Pieten in dienst te nemen. In Amsterdam was een deel van de bevolking van Surinaamse en Antilliaanse afkomst. Naar de mening van de rechtbank zouden die mensen zich gekwetst kunnen voelen als zij door Zwarte Piet pijnlijk herinnerd zouden worden aan het feit dat hun voorouders door Nederlanders uit Afrika ontvoerd waren om als slaven op de plantages in Amerika verder een onmenselijk bestaan te lijden. De directie van Angst & Vreesman respecteerde die gevoelens en had daarom besloten Sinterklaas niet te laten begeleiden door zijn zwarte knecht.

Josefszoon schudde het hoofd bij het aanhoren van deze argumentatie. Hij legde de personeelschef uit dat hij als neger er juist prijs op stelde als Zwarte Piet een zo oude kindvriendelijke traditie in ere te mogen houden. ‘Met opzet noem ik mijzelf een neger,’ sprak Josefszoon, ‘Neger werd door de blanken denigrerend en als scheldwoord gebruikt, maar voor mij is het een aanduiding van mijn Afrikaanse wortels waar ik trots op ben. Denkt u eens terug aan het begin van de tachtigjarige oorlog van uw eigen land. Toen Hendrik van Brederode aan het hoofd van een delegatie van 200 edelen op 5 april 1566 het paleis op de Koudenberg te Brussel binnendrong om aan de Landvoogdes, Margaretha van Parma, het Smeekschrift der Edelen aan te bieden, stelde Charles de Berlaymont haar gerust met de woorden: ‘N’ ayez pa peur Madame, ce ne sont que des gueux.’ (gueux betekent bedelaars of schooiers). Wat als denigrerend bedoeld was, werd al spoedig door de Hollanders als aanduiding gebruikt, waar zij tot op de dag van vandaag trots op zijn. Enkele dagen nadat het Smeekschrift aan de Landvoogdes was aangeboden sprak Hendrik van Brederode; na zijn glas aan een feestdis geleegd te hebben: ‘J’ ai bu à la santé de Gueux, Vive les Gueux!’ Sindsdien is het begrip ‘Geus’ als positief in uw woordenschat blijven voortleven.’ Daarna vertelde Johua Josefszoon dat hij afstamde van slaven, die in het gebied Nickerie op rijst-, tabaks- en koffieplantages hadden moeten zwoegen onder Nederlandse kolonisten. De omstandigheden, waaronder gewerkt moest worden, waren hard en onmenselijk. Toen in 1833 de slavernij in het aangrenzende Brits-Guyana werd afgeschaft, gloorde er ook hoop voor de slaven in Nickerie. Deze hoop bleek ijdel. De slavernij bleef in Suriname gehandhaafd. In 1834 begon zich daarop onder de slaven in Nickerie onrust te ontwikkelen, die in 1837 zelfs tot een opstand leidde. Het Nederlandse gezag sloeg de opstand zo meedogenloos hard neer, dat vele slaven uit vrees voor lijfelijke straffen het oerwoud in vluchtten. De enkele slaaf, die zich in zijn lot geschikt had en niet aan de opstand had deelgenomen, werd als moedig beloond. De slaaf George van de plantage Leasowes, die het gezag met inlichtingen over de opstandelingen had geholpen, werd door het Nederlands gezag zelfs met een medaille geëerd. De Nederlandse gouverneur, die geschrokken was door de omvang van de opstand in Nickerie, richtte nog in het zelfde jaar een verzoek aan de minister van Koloniën om ook in Suriname de slavernij af te schaffen. Het verzoek was aan dovemans oren gericht. In Suriname werd de slavernij pas in 1863 afgeschaft, waarbij toen nog wel bepaald werd dat de vrij geworden slaven nog tien jaar lang op contractbasis tegen een hongerloon op hun plantages moesten blijven werken. ‘Het feit dat onze voorvaderen lang onder de slavernij hebben moeten lijden, is voor mij geen reden om een onschuldig kinderfeest van een belangrijk deel van zijn luister te ontdoen. Zwarte Piet is voor kinderen geen symbool van onderwerping, uitbuiting of slavernij, maar een persoon die Sint Nikolaas helpt geschenken uit te delen en pepernoten strooit.

Ook voor mij staat Zwart Piet niet symbool voor slavernij, noch wordt hij door Sint Nikolaas uitgebuit. Weliswaar wordt Zwarte Piet de knecht van Sinterklaas genoemd, maar is het een schande om een oude man behulpzaam te zijn en te dienen? Er zijn zelfs landen in het Verre Oosten waar het dienstbaar zijn als een gewaardeerde kunst wordt bedreven. Juist vanwege het doorstane lijden zouden wij – als afstammelingen van slaven – trots mogen zijn op onze voorvaderen en ons verleden. Als Zwarte Piet daarvoor symbool staat, dan zouden wij Zwarte Piet alleen al daarom in ere moeten houden. Hij die zijn verleden ontkent, mist het recht op een toekomst, zei de Amerikaanse cavalerie generaal Patton na de landing in Normandië. Als de Nederlanders Zwarte Piet willen afschaffen omdat zij zich schamen voor het feit dat zij meer dan honderd jaar de slavernij hebben bedreven en die zwarte bladzijde uit de geschiedenisboekjes willen scheuren door Zwarte Piet af te schaffen, dan is dat struisvogelpolitiek. Voor de Hollanders zou Zwarte Piet een waarschuwend symbool kunnen zijn dat zij in het verleden aan een systeem hebben meegewerkt, waaruit ernstig onrecht is voortgekomen. Door het afschaffen van Zwarte Piet wordt dat onrecht niet ongedaan gemaakt.

Wordt niet door velen tegen Zwarte Piet geprotesteerd, die – bij welke aanleiding dan ook – een gelegenheid zoeken om hun frustratie te luchten en te rebelleren? Dit maal is Zwarte Piet een bruikbaar instrument, morgen is het misschien de witte kleur van de room op een slagroomtaart. Om de centrale en historische figuur van Zwarte Piet bij het Sinterklaasfeest te behouden, bied ik u aan om tijdens de komende koopavonden als Zwarte Piet in uw warenhuis Sinterklaas ter zijde te staan. Overdag kan ik u daarin niet ondersteunen omdat ik nog een reguliere werkkring heb.’ Stil en onder de indruk van de grote historische kennis en de wijsheid van het betoog, had de personeelschef Joshua Josefszoon aangehoord. Hij was echter gebonden aan het besluit van zijn directie om geen Zwarte Pieten in dienst te nemen. Hij beloofde zijn gast echter de directie te vragen om in het volgende jaar Zwarte Piet bij Angst & Vreesman weer in alle eer te herstellen. Nadat Joshua Josefszoon vertrokken was, wilde de personeelschef – door nieuwsgierigheid gedreven – op internet en de sociale media uitvinden, wat hij over de markante persoon Joshua Josefszoon aan de weet kon komen. Zijn gast bleek de Surinamer Dr. Joshua Josefszoon te zijn; geboren op 17 mei 1953 te Corriverton, district Nickerie, werkzaam als lector in de moderne geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en adviseur van het Tropeninstituut. In 1982 was Joshua Josefszoon gepromoveerd op het proefschrift ‘Nickerie en de slavenopstand van 1837’,

geschreven door een oud-Zwarte Piet
in november 2014