Op 11 februari 2021 zond de Duitstalige telvisiezender Sat 3 een programma uit over vertrouwen. Daarbij kwam al gauw de vraag bij mij op: wat is vertrouwen? Was dat een overbodige vraag? Weet niet iedereen wat vertrouwen is? Soms is het goed om over de betekenis van woorden na te denken; ook al schijnen zij éénduidig.
Dat werd mij duidelijk toen ik in de zeventiger jaren als ambtelijk secretaris ad interim de vergadering van de Raad voor de Verkeersveiligheid moest notuleren waar eens in de maand over het onderwerp ‘subjectieve verkeersveiligheid’ werd gediscusieerd. Voor deze vergaderingen hadden zes ministeries, die alle zes met verkeer en/of veiligheid te maken hadden, telkens twee hoge ambtenaren afgevaardigd die dan een hele ochtend op het Ministerie van Verkeer en Waterstraat over subjectieve verkeersveiligheid spraken. De deelnemende ministeries waren: Verkeer en Waterstaat, Defensie, Landbouw, Onderwijs, Justitie en Volksgezondheid. Over subjectieve verkeersveiligheid werd op die manier al vele maanden vergaderd zonder dat die bijeenkomsten tot enig resultaat geleid hadden. Er werd veel en langs elkaar heen gepraat, waarbij het woord voeren belangrijker scheen dan toe te luisteren wat anderen te zeggen hadden. Omdat ik langzamerhand de draad van het onderwerp subjectieve verkeersveiligheid kwijt begon te raken, vroeg ik de deelnemers om ieder voor zich een definitie van subjectieve verkeersveiligheid op te schrijven. Eigenlijk verbaasde het mij niet dat er twaalf verschillende omschrijvingen van subjectieve verkeersveiligheid op papier kwamen. Wel verbaasde het mij dat twaalf hoge ambtenaren al meer dan een jaar maandelijks bij elkaar kwamen om te vergaderen over een onderwep dat niet eerst vooraf behoorlijk gedefinieerd was.
Vertrouwen
Met die ervaring voor ogen wilde ik voor mijzelf een definitie voor vertrouwen formuleren en helder krijgen hoe vertrouwen zich verhoudt tot waarheid, werkelijkheid en geloven; begrippen die naar mijn mening vaak verward worden en door elkaar gehaald worden.
Is vertrouwen een op ervaring gestoelde overtuiging dat bepaalde toekomstige gebeurtenissen of gedragingen zich zullen voltrekken, zoals dat in het verleden gebeurrd is? Uitgaande van die omschrijving van vertrouwen betekent het dat zonder ervaring uit het verleden geen vertrouwen kan ontstaan. Daarbij kan men twee onderscheiden maken bij vertrouwen. Men kan ‘vertrouwen op’ of ‘vertrouwen in’. In het laatste geval is het vertrouwen verbonden met een persoon of groep. Men kan vertrouwen hebben, vertrouwen geven aan een ander, die dan dat vertrouwen ontvangt.
Vertrouwen is een subjectieve zekerheid, maar nooit een objectieve of absolute zekertheid.
.
Het ‘vertrouwen op’ kan een breed spectrum bestrijken. Het kan niet alleen objecten betreffen, maar ook eigenschappen van mensen en andere levende wezens.
De schilder die een ladder koopt vertrouwt er op dat die ladder zijn gewicht zal dragen als hij tegen een gevel klimt. Waarom vertrouwt hij op die ladder? Een mogelijkheid is dat hij de fabrikant van de ladder als degelijk kent. Een andere mogelijkheid is dat hij de verkoper van de ladder kent en uit ervaring weet dat wat die verkoper aanprijst ook aan zijn functie zal voldoen. Het kan ook zijn dat zijn collega’s een zelfde ladder gekocht hebben en daarover tevreden zijn. Zo zijn er een aantal mogelijkheden waarom de schilder vertrouwen heeft dat hij een veilige ladder gekocht heeft. Zonder referentie waarop de schilder kan terugvallen, zal hij geen vertrouwen hebben en geen ladder kopen.
Als ‘vertrouwen op’ een eigenschap van een levend wezen betreft, dan kunnen vertrouwen op en vertrouwen in elkaar dekken. Zo kan men vertrouwen op de eerlijkheid van Peter, of vertrouwen in de eerlijkheid van Peter, of ander gezegd: vertrouwen in Peter hebben dat hij eerlijk is. Vertrouwen is er niet altijd. Vertrouwen heeft een beginpunt en is het gevolg van een groeiproces. Vertrouwen kan eindigen, bijvoorbeeld indien het geschaad wordt.
‘Vertrouwen in’, of ‘vertrouwen op’ heeft altijd betrekking op bepaalde eigenschappen of capaciteiten. Vertrouwen is nooit algemeen en onbegrensd. Als men spreekt: “Ik vertrouw Peter” dan houdt dat nog niet in dat ik Peter in alle opzichten, capiciteiten en kwaliteiten vertrouw. Het geeft slechts aan dat ik Peter vertrouw dat hij datgene naar mijn verwachting zal doen, waarvoor ik Peter heb uitgekozen. Als de boekhouder op de vraag van de directeur waarom hij Peter naar de bank stuurt om geld af te halen, antwoordt dat hij dat doet omdat hij Peter vertrouwt, dan geeft de boekhouder aan dat hij vertrouwen heeft dat Peter eerlijk is en er niet met het geld van door gaat. Het geeft bijvoorbeeld niet aan dat hij vertrouwt dat Peter vliegen Dat vertrouwen dient hij in een piloot te hebben.
Met het vertrouwen geven wordt al direct aangeduid dat vertrouwen een geschenk is; een kostbaar maar zeer breekbaar geschenk. Is vertrouwen eenmaal geschaad, dan is het heel moeilijk en kost het veel tijd om vertrouwen weer terug te winnen. Het spreekwoord zegt dan ook: “Vertrouwen komt te voet en verdwijnt te paard.
Voor het tegenovergestelde van vertrouwen, het wantrouwen, geldt het zelfde als voor het vertrouwen; zij het met één groot verschil. Wantrouwen heeft maar weinig negatieve ervaring nodig om zich te ontwikkelen, maar het vergt veel tijd om wantrouwen weer te verliezen. Voor wantrouwen geldt: Het wantrouwen komt te paard, maar verdwijnt te voet (zo niet kruipend).
Er is ook nog een zwakker vorm van vertrouwen. Dan spreken wij van vertrouwen toekennen. Bij vertrouwen op en vertrouwen in is er sprake van een overtuiging. Als ik op Peter vertrouw dat hij mij afhaalt, of als ik in Peter vertrouwen heb dat hij mij afhaalt, dan ben ik overtuigd dat Peter mij afhaalt; ook al zou ik wat langer moeten wachten. Als ik Peter het vertrouwen toeken, dat hij mij afhaalt, dan is dat eerder een in wensvorm verpakte aanname dan een overtuiging gestoeld op ervaring.
Waarheid
Anders dan vertrouwen, heeft de waarheid geen begin en geen einde. De waarheid is onaantastbaar en geldt voor altijd. Als men van de bovenstaande kenmerken van waargeid uitgaat, dan kan men twijfelen of wij ooit de waarheid zullen leren kennen. Zoek naar de waarheid kunnen wij slechts door waar te nemen. Waarnemen doen wij door te zien, te horen, te ruiken en te voelen. Waarnemingen zijn subjectief en leiden tot subjectieve interpretaties. Een zelfde waarneming behoeft nog niet te leiden tot een gelijke interpretati. Een zonsverduistering kan door de ene groep geinterpreteerd worden waarbij de maan in haar natuurlijke baan om de aarde enige tijd tussen de zon en de aarde komt: een andere groep mensen interreteert een zonsverduistering als een voorteken van het einde der mensheid. Ook het omgekeerde kan zich voordoen; verschillende waarnemingen leiden tot een zelfde interpretatie.
Naar mate er meer mensen een zelfde ervaring waarnemen en op dezelfde wijze interpreteren zal men sneller menen dat de gemeenschappelijke waarneming en interpretatie de waarheid is. Doch is dat de waarheid? Indien een grote groep geleerden in de middeleeuwen ziet dat de zon ‘smorgens in het Oosten opgaat en ’s avonds in het Westen ondergaat en uit die waarneming (die door miljoenen gedaan is) concludeert dat de zon om de aarde draait, dan is dat wel een gelijke interpretatie, maar toch niet de waarheid. Slechts als oneindig veel mensen over een oneindige periode op oneindig veel verschillende plaatsen dezelfde waarnemingen op een gelijke wijze interpreteren, dan zal de waarheid asymptotisch benaderde kunnen worden.
Ten aanzien van benoeming van objecten lijkt mij dat men vaker van waarheid kan spreken, dan bij resultaten van onderzoek of waarnemingen. Dat de maan de maan is of een ladder een ladder zal noch in het verleden, noch in de toekomst enige twijfel bestaan hebben of ontstaan. Maar hoe heeft de mensheid zich in de middeleeuwen vergist in de toen heersende aangenomen waarheid dat de aarde plat is. Of wij bij onze huidige ondertzoeksresultaten of waarnemingen ook kunnen stellen dat iets de waarheid is, schijnt mij hoogst twijfelachtig. Veel van wat in het verleden als waarheid werd aanvaard, werd later door voortschrijdend inzicht of kennis, als achterhaald aan de kaak gesteld. Men nam aan dat men de waarheid kende, maar waarheid bleek het later niet te zijn. De Franse filosoof schreef: “nous ne croyons pas que la vérité reste encore, quand on lui enlève ses voiles. »
Of een uitspraak waar is, is een mening, maar geen feit. Een feit is de onaantastbare en altijd geldige waarheid. Naar mate een mening door steeds meer mensen gedeeld wordt, zal de mening dat iets waar is, de waarheid kunnen benaderen en soms zelfs als waarheid aanvaard worden, maar hoe algemeen een mening ook gedeeld wordt; het zal nooit de waarheid kunnen zijn.
Een halve waarheid is een hele leugen. Derhalve is een halve waarheid nooit de waarheid. Sommige onderdelen van een halve waarheid kunnen wel waar zijn, maar in de samenhang van alle onderdelen is er geen sprake van waarheid. Het gevaar van een halve waarheid is dat met het accentueren van die onderdelen van de halve waarheid, die waar zijn, bij niet kritische analyse van de halve waarheid, de indruk (of het vertrouwen) kan ontstaan dat men met de (gehele) waarheid te maken heeft en daarop het verdere handelen laat beinvloeden en richting geeft. Veel politici, zogenaamde spirituele leiders en kwakzalvers maken handig gebruik van halve waarheden om volgelingen aan zich te binden.
Werkelijkheid
De werkelijkheid is op waarnemingen gebaseerd. De werkelijkheid geeft een getrouw beeld – een waar beeld – van de toestand die waargenomen wordt of was. In tegenstelling tot de waarheid die objectief en altijd geldig is, is de werkelijkheid gebaseerd op een of meerdere waarnemingen, die maar voor een beperkte tijd geldig is.
“Het is mooi weer” kan een waarneming zijn, die vandaag werkelijkheid is. Morgen kan die waarneming anders zijn en geldt er een andere werkelijkheid.
Bij het gebruik van het woord werkelijk wordt op een eigenschap, mening of gebeurtenis de nadruk gelegd. Zo kan men spreken van: “Peter is werkelijk een genie.” of: “In werkelijkheid is Peter een genie.” In het eerste geval wordt op het genie zijn van Peter de nadruk gelegd. In het tweede geval drukt men ook uit dat Peter weliswaar een genie is . maar zich (ook) anders kan voordoen of voordoet.
Geloven
Geloven is individueel en subjectief. Geloven kan twee betekenissen hebben. Het geloven kan een zwakkere vorm van vertrouwen zijn. Vertrouwen sluit twijfel uit. Bij geloven is er sprake van een willen vertrouwen, maar ook van twijfel. De Amerikaanse president Barrack Obama had als slagzin: “Yes we can!”. Uit die uitspraak klinkt vertrouwen. Had hij gezegd: “I think we can!” dan had Obama wel zijn geloof in het kunnen uitgedrukt, maar tegelijk ook zijn twijfel. Twijfel werkt verlammend en herbergt de kans op mislukken in zich.
De andere vorm van geloven is het spirituele geloven.Het geloven in God, goden of geesten is een merkwaardig fenomeen omdat de kracht van geloven is gelegen in het feit dat het spirituele geloven een bijzondere vorm van vertrouwen is. Vertrouwen beinvloed het handelen, geloven beinvloed het leven. Gelovenn is een vertroeuwen zonder dat dat vertrouwen objectief bewijsbaar is. De Franse mathematicus en filosoof Blaise Pascal (1623 – 1662) schreef over geloven: “Douter de Dieu, c’est croire.”
Geloof is geen wetenschap en wetenschap is geen geloof. Geloof kan men niet waarnemen. Men kan hoogstens waargenomen gebeurtenissen of ervaringen als tekenen des geloofs interpreteren, maar dat is telkens subjectief. Geloven wordt geactiveerd door de wens naar een beter leven en/of de wens om na de dood – in welke vorm dan ook – voort te bestaan. Naar mate de wens naar een beter leven groter wordt, zal ook het geloven aangewakkerd worden. Dat is zowel waar te nemen in tijden van oorlog en onderdrukking, alsook in tijden van pandemien en natuurrampen. Niet voor niets geldt het gezegde “Nood leert bidden.”, alhoewel ik liever zou zeggen: “Nood leert geloven”. Bidden is immers slechts een van de vele vormen van geloofsuiting. Bovendien kan de vraag gesteld worden of elke aanroeping van een god, goden of geesten als bidden te klassificeren is.
Hoe groter het verlangen naar een beter leven en daarbij naar meer liefde, geluk, rust en vrede is, des te intensiever zal gezocht worden naar leiders (voorgangers), die een geloof verkondigen dat uitzicht op dat betere leven biedt en/of een voortbestaan na de dood beloofd. Zolang die leiders uit eigen overtuiging, dienend, onbaatzuchtig en zonder enige vorm van eigenbelang zoekende mensen helpen geloven, zal de zoekende een beter leven kunnen ervaren.
Hoe sterker en intenser de mens naar een beter leven op zoek is, des te manipuleerbaarder en kwetsbaarder wordt hij/zij. Van die kwetsbaarheid maken valse profeten, sekteleiders en kwakzalvers dankbaar misbruik. Bij hen staat niet de dienende helpende begeleiding voor ogen, maar eigen belang, macht en geldzucht. Het uitzicht op een beter leven wordt de zoekende als een wortel voor de ezel als grijpbaar in het vooruitzicht gesteld, terwijl ondertussen de zoekende financieel uitgezogen wordt en in de netten van de geloofsgemeenschap of sekte gevangen gehouden wordt. Met schrikbeelden van met eeuwige zonde bekletterd te zijn, hel en verdoemenis, wordt de tot zo’n geloofsgemeenschap of sekte toegetredene zo veel angst ingeboezemd, dat alleen de heel sterke zich daarvan kunnen ontworstelen.
Biedt geloven zekerheid? Indien men deze vraag bevestigend beantwoordt, dan vraag ik mij af welke zekerheid geeft geloven? Kan men die zekerheid bewijzen, of is de zekerheid eigenlijk niets anders dan geloven en dus geen zekerheid? Diegenen die denken geloof te kunnen bewijzen lopen vast in een vicieuze denkcirkel. Ik geloof dat – indien het geloof niet reeds vanuit huis is meegegeven – er sprake is van een spontane ontwikkeling vanuit het individu zelf, dat op zoek is naar geluk, liefde, vrede, rust en verdere zin in het leven hier op aarde alsmede een voortbestaan – in welke vorm dan ook – na de dood.
George Reuchlin, 26 februari 2021
Home » Vertrouwen, Waarheid, Werkelijkheid en Geloven